Ypke is overleden.
Het stemt me treurig.
De kranten maakten er gewag van.
Het Dagblad van het
Noorden wist er wel raad mee. In een hoofdredactioneel stuk op pagina 11 van
11 maart jl wordt bij zijn overlijden een infame insinuatie gedaan. Kennelijk had de krant nog een en ander met Gietema te vereffenen. Schandelijke, tendentieuze journalistiek
waarop Ypke op zijn kenmerkende wijze
zou hebben gereageerd wanneer hem die mogelijkheid bij leven was geboden. Kortom, journalistiek van bedenkelijk allooi.
Ypke had weinig
woorden nodig om tot de essentie te komen. Erg weinig woorden zelfs: een
venijnige kwinkslag of een schalkse blik bleken vaak afdoende. In ieder opzicht
was hij een mooie man, een rebels provocateur die zijn jeugdige bravoure nooit
verloor. In 2011 bezocht ik een expositie rond een anarchistisch Gronings
collectief. Ik trof er deze wat grofkorrelige foto, genomen tijdens
de tumultueuze krakersrellen rond het Wolters-Noordhoff Complex in 1990.
Hij staat er karakteristiek op: sterk, stoer, stuurs en strijdbaar.
Anderzijds was hij ook de innemende charmeur. Maar zijn grote liefde bleef, hoe dan ook, onvoorwaardelijk mijn vrouw, waarmee hij altijd discreet naar zijn Jeanette verwees.
Voor het uiteenzetten wat deze koppige Fries voor Stad heeft
betekend voldoet de verwijzing naar de Rotterdam-Maaskant-prijs, die hij vrijwel onmiddellijk na zijn
opstappen als Wethouder Ruimtelijke Ordening in 1994 ontving. Deze prestigieuze prijs wordt
toegekend aan iemand die zich in bijzondere mate heeft onderscheiden op het
gebied van architectuur en stedenbouw.
Voorwaar, niet niks!
Voorwaar, niet niks!
Tot slot.
De honden die hem dagelijks op zijn pad kwamen trakteerde hij
vanuit zijn linker jaszak op een hondenbrokje. Aan zijn blijvende afwezigheid, daar zullen ze snel wennen.
Ik moeilijk.