dinsdag 23 december 2014

Edward Hopper

Onlangs was ik in Parijs.

Vanuit een vertrekkende metro op station Trinité-d’Estienne d’Orves zag ik in een oogwenk een reclameposter van modeketen H&M. Op het nippertje kon ik deze fotograferen: de metro raasde immers voort naar de volgende bestemming. De maximum snelheid van een metrotrein in Parijs is overigens slechts 50 kilometer per uur. In feite een slakkengangetje. Het razen beleeft men door de ogenschijnlijke vaart waarmee deze door de nauwe tunnelbuizen kachelt.

De foto:



Niet het feitelijke beeld maar belichting, positionering, lichaamshouding en kadrering ervan deden me onmiddellijk denken aan een schilderij van Edward HopperEenmaal thuis zocht ik het op in Edward Hopper, the art and the artist van Gail Levin (1980). Het is het complete, het afdoende overzicht van het oeuvre van deze schilder. 

Summer Evening (1947), dat bleek mijn associatie:





In studiejaar 1984/1985 studeerde een geliefde af aan Academie Minerva, Groningen. Aan haar echte schilderwerk, daar viel niets op aan te merken. Maar de vereiste thematische, kunsthistorische beschouwing, die was niet aan haar besteed. Ik ontfermde me er over. Carte blanche als voorwaarde. Die kreeg ik.

Onderwerp werd Edward Hopper, mijn favoriete Amerikaanse schilder (1882-1967). Zijn werk, maar ook schaamteloze imitaties daarop zien we nogal eens terug als omslag voor een roman of als lp-hoes. Zijn wat impressionistische werk leent zich er eigenlijk ook wel voor: stilte, leegte, verveling en eenzaamheid en vooral het onbehoorlijk voyeurisme dat daarbij past.

Foto’s uit de Volkskrant die me onwillekeurig aan een Hopper doen denken knip ik uit en ik voeg deze in genoemd boek bij de pagina waarop het origineel wordt besproken.

Een vijftal voorbeelden. Eerst Hopper dan de krantenfoto.

Sunlight on Brownstones (1956)



In De Volkskrant van 7 oktober 2002 trof ik deze foto (ANP) aan:
Prins Claus, gezeten op de trappen van een villa in Thessaloniki.



Beide passen en rijmen.

Een volgende:

Two on the Aisle (1927): een elegant gekleed paar neemt, kennelijk als een van de eersten, plaats voor het podium. Een dame op een balkon zit er al. Ze kijkt van hun komst niet op: het programmaboekje vraagt volop haar aandacht.


Tijdens de viering van het 200-jarige bestaan van de Koninklijke Schouwburg in Amsterdam schoot Martijn Beekman in maart 2003 deze foto: chique theaterpubliek in afwachting van de dingen die het te wachten staat.




Op Apartment Houses (1923) begluren we een huisvrouw door een geopend venster en vanuit een wat hoger perspectief. Ze doet haar dingen.




Op onderstaande foto (februari 2004), eveneens van Martijn Beekman, betrappen we de toenmalige SP-fractievoorzitter in de Tweede Kamer, Jan Marijnissen op zijn kamer aan het Binnenhof. 



De overeenkomst is frappant.

Loze ledigheid heeft Hopper verbeeldt in People in the Sun (1960).



Hoewel ze niet echt op elkaar lijken verhaalt dit doek van Hopper en de foto van Olaf Kraak (2003) van een zelfde narcistische toewijding aan het eigen lichaam.



Tot slot.

Room in Brooklyn (1932). In haar schommelstoel dommelt een dame wat in. Ze zit voor een raam met zonneschermen die hier en daar ogenschijnlijk wat willekeurig naar beneden zijn gerold. We staan iets achter haar. Het blauw van haar jurk en die van het tafelkleedje, dat past. Langs en over haar heen kijken we naar buiten.



Van buiten naar binnen zien we een gelijkmatig naar beneden gerolde jaloezie voor een in drie vlakken verdeeld vensterraam en toenmalig VVD minister van Justitie Rita Verdonk in koortsachtig telefonisch gesprek (ANP, 2006).


Hopper.

Dagelijkse kost.

zondag 30 november 2014

Schaeffer

De Fundatie in Zwolle is gehuisvest in een statig pand waarin tot voor enkele jaren de Rechtbank zitting hield. Gunnar Daan heeft het tot museum verbouwd. Met veel respect, maar het bleef een kneuterige aangelegenheid.

Om van dat stoffige, provinciaalse imago af te komen werd architect Hubert Henket gevraagd een ontwerp te maken waarmee het museum zich met vloeroppervlak, maar vooral ook met uitstraling zich landelijk zou weten te meten met het grotere werk.

Henket is een architect die goed naar gebouwen kijkt en luistert. Waar oud en nieuw elkaar raken, daar weet hij als geen ander raad mee. Het neoklassiek gebouw verrijkte hij op het dak met een bolvormige wolk die de bestaande expositieruimte min of meer verdubbelde. Daarmee classificeert De Fundatie zich tot een museum die er in Nederland toe doet.

Ik bezocht de expositie Van Gogh tot Cremer. Aanleiding voor deze tentoonstelling was het feit dat men in De Fundatie een oorspronkelijk werk van Van Gogh toevallig in eigen depot opduikelde: ‘Le Blute Fin’ (1886). Men wist niet eens van het bestaan ervan, laat staan aanwezig in eigen collectie. Genoemde kwalificaties kneuterig en provinciaals blijken hier te passen.

Van Gogh tot Cremer is een duizelingwekkende expositie. De naamgevers verwoorden het palet: het visuele verhaal van Nederlandse kunstschilders die in de 20e eeuw naar het mondaine en artistieke Parijs trokken.

Enkele jaren geleden kocht ik bij een kringloop een olieverfschilderijtje op linnen (22.5 cm x 49 cm) voor € 5,00. Met zwart viltstift is deze prijs op de achterzijde aangebracht. Het is een rustig straattafereel op Montmartre, rechtsonder gesigneerd met J. Schaeffer, Parijs.


Als er Parijs staat dan hebben we met een Hollander van doen.

Dat blijkt maar weer.

Jan Schaeffer is een inmiddels 91-jarige schilder uit Rotterdam. Dagelijks nog actief. Werk van hem vinden we in de Schaeffer Galerie in Dordrecht. Begin jaren ’60 werkte hij vaak in Parijs. Op www.schaeffergalerie.nl wordt het uiteenlopende werk van hem kenmerkend beschrevenMet betrekking tot zijn stadstaferelen lezen we de volgende typering:

In de stadsgezichten van Jan Schaeffer is kleur zijn geheime wapen. Vanuit een blauwe lucht met hoge witte stapelwolken valt het zonlicht op een muurvlak. Zijn stadsgezichten zijn altijd vrolijk door de kleuraccenten op figuren. Het weergeven van de sfeer is belangrijker voor hem dan een architectonisch juist beeld van de werkelijkheid.

Deze beschrijving past mijn Schaeffer.

Bij een recent bezoek aan Parijs ging ik op zoek naar de plek waar Schaeffer begin ’60 zijn ezel op Montmartre plaatste om dit tafereel te schilderen. 

Uiteindelijk belandde ik tegenover café-restaurant Le Consulat, hoek Rue Norvins en Rue Saint-Rustique. Op het schilderij zien we de naam van dit café losjes op de voorgevel aangebracht.

Voilá, het visitekaartje van Le Consulat:



Schaeffer past tussen Van Gogh en Cremer. 

Dat werd me in Zwolle duidelijk.


vrijdag 21 november 2014

Stad


Sinds enkele weken houd ik www.groningendailyphoto.blogspot.nl er op na. Hierop foto's die ik in de stad Groningen maak en die ik voorzie van een summiere uitleg, zowel in het Nederlands als in het Engels.

Onderstaand het Voorwoord, waarmee dit fotoblog over Stad start.







Groningen is een mooie stad, een stad die bruist en verrast. 

Dat zeggen de mensen.

Groningers noemen hun stad Stad, een eigenzinnige claim van een gewoon Nederlands zelfstandig naamwoord. Geen enkele andere stad kan zich deze eenduidige kwalificatie aanmeten. Er is er immers maar één: Stad. En haar inwoners, dat zijn de Stadjers.

Groningen heeft een geschiedenis die als terpdorp terug gaat naar de 13e eeuw. Hier en daar zie je er sporen van terug. Toch is het de jongste stad van Nederland. Dat krijg je wanneer meer dan een kwart van de inwoners student is. De gemiddelde leeftijd van haar inwoners is rond de 38 jaar.

De Stadjers en al die studenten geven samen Stad die alom geprezen reuring, vitaliteit, enerverende drukte en plezierig rumoer.

Op de site www.groningenphotodaily.com laat ik regelmatig iets van Stad zien: een ongewoon perspectief, een saaie alledaagsheid, verrassende architectuur of wat dan ook.

De foto’s maak ik met een Canon 1000 D, een Panasonic DMC TZ 35 of met een Samsung Galaxy 4 Androïd. Hoe makkelijk en creatief deze in toepassing ook is, van photoshop houd ik me verre.

Mijn beelden, die spreken. Vanzelf.



Coen van Uhm.

vrijdag 14 november 2014

DDR

Zondag besteedde het onvolprezen radioprogramma OVT van de VPRO royale aandacht aan de val van de Muur, 25 jaar geleden. Bezoekers aan deze uitzending werd gevraagd iets aan Ostalgia-memorablia mee te brengen. 

Dat deed men volop.

Ik zou op de proppen gekomen zijn met een grauwgrijs katoenen lapje van 20 x 15 cm, waarop vier keer in zachtgroen en in sierlijke belettering Gesundheidswesen is verweven. Ik nam het begin jaren ’80 als pervers curiosum mee na verblijf in een staatshotel in de toenmalige Hauptstadt der DDR.




Uitzonderlijk voor de producten die in de communistische DDR werden gefabriceerd is dat de naam van de fabrikant staat vermeld: Malimo, Textilfabrikat seit 1949. We treffen dit aan in het ophanglusje naast het wasvoorschrift dit doekje vooral bij 95 graden Celsius te wassen.

Welke metafoor verbeeldt meer de vervallen staat waar de Deutsche Democratische Republik eind 1989 verkeerde dan een versleten poetsdoek?


woensdag 5 november 2014

DRU

Mijn ouders zijn geboren en getogen in Ulft, een dorp in de Graafschap aan de Oude IJssel, op steenworp van de Duitse grens. De naam Van Uhm komt oorspronkelijk van de andere kant van die grens en wel uit het nabijgelegen stadje Uedem. De herkomst van mijn familienaam laat zich raden.

Oevers van rivieren brengen vaak een specifieke industrie met zich mee: kaas, baksteen en een braadpan bijvoorbeeld.


Noord-oostelijk Ulft wordt Oer genoemd. Het is een verwijzing naar de sterk ijzerhoudende grond die men rond de Oude IJssel aantreft. Klinkende, industriële bedrijfsnamen als DRU, B&B en ATAG vinden er dan ook hun oorsprong. Een simpele, nutteloze uitleg: DRU staat voor Diepenbrock & Reigers, Ulft (1754), B&B voor Becking en Bongers (1920) en ATAG voor Anton Tijdink en Anton Gerritsen (circa 1950). Merknamen waren ooit sterk en logisch. Dat zien we hier maar weer. Kom daar tegenwoordig maar eens om: wat zegt ons bijvoorbeeld Espria, Enexis en Arcadis?

DRU is inmiddels roemrijke, industriële geschiedenis. Maar de zeven bakstenen fabrieksgebouwen, die staan er nog: trots, sterk en fier. Rijksmonumenten.
In enkele ervan is de prestigieuze DRU Cultuurfabriek gehuisvest. Toneel, theater, muziek, film, komedie en dans, het kan er allemaal niet op. Ook is er een klein, nostalgisch museum in ondergebracht, waar het indrukwekkend verleden van de in 1754 opgerichte ijzergieterij wordt geëtaleerd.

Het bleek de juiste plek voor een reünie met de neven en nichten van moederskant. Bij die gelegenheid maakte ik de volgende drie foto’s. 



Deze kleurige, oer-Hollandse pannen, hier en daar wat beschadigd aan het email, brengen ons terug naar de warme, gezellige keuken van de zorgzame Saartje, waar landloper Swiebertje en veldwachter Bromsnor elkaar zo amateuristisch en theatraal in de haren vlogen.



De NTS zond Swiebertje eind jaren '50 en begin '60 uit. Zwart-wit. 

Het geheugen kleurt de herinnering.





donderdag 9 oktober 2014

Rothko


Het Haags Stedelijk Museum biedt ons momenteel een grote overzichtstentoonstelling van de Amerikaanse schilder Marc RothkoIn de NRC van vandaag werd deze expositie paginagroot onder de belangstelling van haar lezers gebracht. Dat moest maar eens. 

De kritieken, die logen er niet om. Ze waren aan mij besteed. Ik ging er dan ook op af.

Onmiddellijk na de entree hoopten de belangstellenden zich al op. Een gids gaf hen vanaf het begin van de expositie uitvoerige uitleg over en interpretatie van Rothko's werk. Dat behoeft het.



Rothko past in het rijtje Talens, Sikkens, Nelf, Tollens en Flexa. Pakkende namen die er toe doen in de schilderwereld. Rothko blijkt een grootgebruiker van verf. Met de grove, brede roller stapelt hij kleur op kleur. De mensen die het kunnen weten waarderen vooral zijn latere werk. Het zijn de grote, wat rafelige doeken, vooral mono- of duochroom. Er wordt een cryptische beeldfilosofie aan toegedicht die mij volstrekt boven de pet gaat. Gestapelde verfblokken. Voor mij niet meer dan dat.

Onbegrepen kunst.

Untitled (1970) is een doek met uitsluitend rood acryl. Een andere naam dan deze had de lading niet kunnen dekken. Een dame stond er eindeloos in vervoering naar te koekeloeren. Ze maakte het me onmogelijk dit doek in combinatie met de Victorie Boogie Woogie (1944) van Mondriaan zonder haar aanwezigheid daarop fotografisch weer te geven. Uiteindelijk herpakte ze zich en ging ze naar elders. Dat bood me de gelegenheid:




Het verwonderde me dat Untitled een rekje verdient dat de mensen op wat afstand van het werk verplicht en dat de Victory Boogie Woogie zo makkelijk aanraakbaar is. 

Mondriaan is twee jaar bezig geweest met papier, schaar en sellotape, kwast, lijm en verf, Rothko volstond met kwast, doek en knalrode verf.

Bij de expositie trof me een zwart-wit foto van Rothko, uitgeblazen gezeten in zijn bedompt atelier. Zijn voeten gestrekt op een stoeltje voor hem, de ruimte gevuld met tegen elkaar gestapelde, onverkochte doeken en grauwe rook van zijn walmende sigaret. Armoedige artisticiteit, dat maakt de meester.

Gummbah schetst in zijn absurdistische cartoons regelmatig de confrontatie van gewone mensen met abstracte kunst.



Vergelijkbare cartoons kregen een tekst als 

“Ik zeg: Doodknuppelen, die hap.”

en

“Wat doe ik hier nog in dit apenland?”

Gummbah is me liever dan Rothko.









maandag 8 september 2014

Bruce Gildo

Rex Gildo was een Sanger uit de Duitse sentimentele schlagermusik van de jaren ’60 en ’70, een muzikale volkscultuur die bekend staat als Die Weiche Welle. Niets treffender dan deze slappe Duitse woorden kenmerken deze muzieksoort.

Gildo was in die tijd met zijn verleidelijke lach, zijn parelwitte gebit, zijn door zonnebank gekleurde huid, zijn strak zwart kapsel en zijn klare, blauwe ogen het toonbeeld van goed fatsoen en zorgeloze vrolijkheid. Kortom, de schoonzoon die ieder zich vooral zou wensen. Maar intussen bleek het tieneridool ook de stille nicht. Kortom, vorm en inhoud, die deugden maar half. Of misschien wel veel minder dan dat.

Aan vergankelijkheid, daaraan ontkomt geen mens. Zelfs Rex Gildo niet. Dit existentiële feit deprimeerde hem in de jaren ’80 ernstig, evenals de fors afnemende verkoop van zijn muziek. Optredens voor plaatselijke bedrijfsfeestjes, meubelboulevards, feesttenten en het openen van een nieuwe vestiging van een Aldi hier of een Lidl daar, die hielden hem op het laatst financieel op de been. Een glanzende carrière eindigde in 1999 in tragische treurnis met een duik uit het badkamerraam van een hotel in München .

Ik pluis zo af en toe in de verrassende stoffigheid van tweedehands. Onlangs trof ik er een lp, waarvan de hoes me frappeerde.

In de zomer van 1978 verscheen Darkness on the Edge of Town, het onovertroffen pièce de résistance van Bruce Springsteen: stevig dichtgetimmerde spierballenmuziek die wisselde met melancholische, troostrijke ballades. Een jaar later kwam Rex Gildo met Komm nach Haus op de proppen. Het is een zorgvuldig geproduceerd allegaartje van dijenkletsers, zigeunermuziek en Schlagers.

Andere Mannen. Andere Werelden. Andere Werken.

Ik loop beide hoezen even na.

Met de kraag stoer en ferm omhoog staan beiden iets rechts van het midden, de een voor een achtergrond van dichtgeklapte luxaflex, de ander voor een verticale wand van vurenhouten schrootjes. De handen verkiezen min of meer dezelfde positie. Ook de afsnijding van de foto is dezelfde: rakelings boven het hoofd en aan de onderzijde rond het middel. Een pluizig plukje haar siert hun beider voorhoofd. Gestileerde nonchalance.

Dan bekijken we de achterzijde.

We zien allereerst de nadrukkelijke vertikaal ter rechterzijde. Beiden kiezen met slechts het bovenlichaam en het V-halsje de middenpositie. Hun ogen zoeken de camera: Springsteen met achterdocht, Gildo behaagzuchtig.

En alsof het allemaal niet op kan, blijkt de plek van de belettering identiek.  

Kortom, nicht Gildo imiteert het meesterwerk van macho Springsteen schaamteloos in beeld en typografie. Juridisch zou men kunnen zeggen dat Gildo  zich door Springsteen liet inspireren: hij citeert. Anderen zullen het eerder als plagiaat kwalificeren. Hoe dan ook, gelukkig bleef het uiteindelijk bij deze visuele knipoog. Méér dan deze zou niet te verteren zijn geweest.

Het was Rex geraden.










vrijdag 8 augustus 2014

Arcobaleno



We verblijven in Catania, gelegen aan de oostkust van Sicilia, aan de Mare Ionio.

Waar je ook bent, de actieve Etna is nooit ver weg. In de loop der eeuwen en tot recent heeft deze een zichtbaar spoor van vernietiging en verderf achtergelaten. Door de bewoners wordt deze grootste vulkaan van Europa zowel gekoesterd als gehaat.

Van een hele andere, een aanzienlijk minder spectaculaire orde is Arcobaleno. Het is het strandje ten zuiden van Catania, dat we boven al de overige verkiezen. Arcobaleno, daar kan de Nederlandse vertaling Regenboog qua melodie, klank en uitspraak nooit tegen op.

Arcobaleno onderscheidt zich van de overige strandgelegenheden met een goed geoutilleerd, commercieel strand waar je beschikt over lekker verende en verstelbare ligstoelen, een royale parasol plus tafeltje. Zon, zee en rust, die doen de rest.

Maar met dat laatste lijkt het voorlopig gedaan. De maand augustus is immers begonnen. Het is de maand van feria voor Italië. Ook voor Sicilia. Bouwvak in goed Nederlands.

Drommen gezinnen bevolken het strand. Kleuters drammen, jengelen en krijsen. Hun tiranniek gedrag wordt voor je neus aangeleerd en versterkt. Een corrigerende tik op de wangen of bestraffend getrek aan de oren, het werkt allemaal voor geen meter. Gejammer en verdriet, het gaat onverdroten voort. Voor de ouders resteert kennelijk niets anders dan het opsteken van een sigaret. Hoe anders dan laissez-faire noemen we een pedagogische houding als deze?

En dan.

Ik kijk rond en verwonder me over veel te dikke, kleine kinderen. Een taalfilosofische vraag: zie ik veel te dikke, kleine kinderen of veel kleine kinderen die te dik zijn? Het antwoord doet er niet toe: om beide categorieën kun je moeilijk heen. De mensen zeggen wel eens dat lichaamsgewicht correleert met sociale klasse. Kort door de bocht: indien sociaal-economisch wat zwakker, dan fysiek wat zwaarder. Bij wat ik vanuit mijn strandstoel signaleer heb ik mijn gedachten.

Intussen zien we nog zo veel meer.

Het strand biedt ons een bonte staalkaart van wat tatoeage de mensen zoal te bieden heeft. Sekse of leeftijd, het doet er allemaal niet toe. Onbeschroomd etaleert men verlies, liefde of anderszins op subtiele wijze. Alleen zichtbaar in de slaapkamer en op het strand. Het is duidelijk dat de schiffmachers van deze wereld ontegenzeggelijk verfijnde kwaliteit in hun werk aan de dag weten te leggen. Het is kunst die levenslang beklijft. Kom daar maar eens om.

En dan de verbluffende coiffures van de jonge jongens en van de jonge mannen. Ze laten zich een kapsel aanmeten van hun favoriete voetballer uit de Serie A. Met fantasierijk geknip, gekam en gescheer loop je er al gauw bij als idioot. Als voetballer.

Het moet allemaal niet gekker worden.

Op Arcobaleno staan 161 geschakelde lilliputterhuisjes van circa 4 x 4 m, inclusief veranda. Strak blauw geschilderd, hier en daar wit afgebiesd. Complete gezinnen uit de regio slijten er hun ellenlange vakantiedagen. Het volkse leven pakt hier gewoon de draad weer op. Goed beschouwd is het een soort vakantiekamp, waarbij iedere leeftijdsgroep toegesneden wordt bediend: disco en dans, spelletjes en knutselen, een gokkast hier, een andere daar, een variatie aan balspelen, een ristorante op basis van de Siciliaanse volkskeuken, een pizzaoven op houtvuur en een complete bar.

Pubers en homo’s, bazige mamas en slappe mannen, peuters en kleuters, allen die enige reuring geven doen dat hier in het kwadraat. Rumoer, ruzie en liefde, het strand en zand van Arcobalene is het onze geworden.

Aan de achterzijde van deze wervelende wereld fotografeerde ik vijf vrijstaande huisjes.


 Niets blijkt wat het lijkt.


zondag 20 juli 2014

Peter van Straaten

Peter van Straaten is een tekenaar/cartoonist die het schouwtoneel dat Nederland heet observeert en dit met een feilloos oog voor detail in beeld en woord fijnzinnig fileert en subtiel weet te raken. In vlotte, klare lijnen en met wat slordig ogende, ferme arceringen schetst hij relaties, sociale klasse, man en vrouw, jong en oud, de lach en de traan. Kortom: het ons zo herkenbare dagelijkse leven. Iedere tekening voorziet hij van een tekst die er vooral toe doet. Misschien zegt deze soms wel meer dan de afbeelding dat doet, maar goed beschouwd kan de een niet zonder de zeggingskracht van de ander.

Van Straaten is de ultieme chroniqueur van het Nederlandse sociale en culturele leven.

In een interview dat Vrij Nederland op 19 maart 2005 met hem had, gaf hij in bescheidenheid aan dat het tekenen naar model van auto’s zijn zwakke punt is.

Op de tekening van 7 juli 2014 van zijn zeurkalender raast een auto over een ononderbroken streep op kennelijk de Route des Vacances. In de jaren '60 en '70 was deze RN 7, die van Parijs naar de Côte d'Azur leidt, misschien wel de bloedigste weg van West-Europa. Deze werd dan ook wel la Route de la Mort genoemd.



De getekende auto’s op de achtergrond gaan per dertien in een dozijn. Misschien zelfs meer. Maar het exemplaar van deze roekeloze bullebak is wel degelijk een bestaand model, een Peugeot 404.

Ik ensceneerde de geschetste verkeerssituatie met mijn eigen 404 uit 1961 vanuit een zelfde perspectief.



We zien dat Van Straaten zijn hierboven geciteerde bewering inmiddels door eigen toedoen danig onderuit heeft gehaald.

Tijd leert.












donderdag 10 juli 2014

Oranje (slot)

Onze straat staat vage grondwerkzaamheden te wachten. Wezenlijke onderdelen staan daartoe aan het eind ervan strak verpakt te wachten op de dingen die komen gaan.

Maar eerst het voetbal.

Aan de verbluffende Nederlandse succesreeks bij het WK in Brazilië kwam vanavond een onverwacht en onverhoopt einde. 


Oranje opgerold.

woensdag 2 juli 2014

Niet Verschenen Thrillers

Onlangs was ik een weekend in Lochem.

’s Avonds laat maakte ik een blokje om. 

Het onrustig licht van die nacht intrigeerde me.

Volle maan. De wolken zochten in vliedende vaart hun eindeloze bestemming. Dat gaf mooie beelden, de soort beelden die Carel Willink achteloos vanaf zijn magisch palet wist te schudden: onheil, beklemming en spanning.

Ik fotografeerde enkele villa’s. Goed beschouwd zouden die foto’s maar zo de boekomslagen van een serie thrillers kunnen zijn.

Met die gedachte ging ik aan de haal. 

Een anagram van mijn naam werd de auteur, de uiteenlopende foto’s kregen sprekende titels en over de grafische kant van de zaak ontfermde mijn dochter Marin zich. Ze koos voor het schreefloos lettertype Nobel uit de jaren '30, een ontwerp van Roos  en De Goede.

Overigens werkt Marin al enkele jaren bij het kleine en bescheiden, maar zeer prestigieuze bureau Des Signes in Parijs. http://www.des-signes.fr/

Onderstaand ons resultaat.

Eerst een afzonderlijke omslag. 




Dan twee trilogiën, alfabetisch op titel gepresenteerd. 

In Questa Notte is overigens de Italiaanse editie van Die Nacht.








Dreigend en vervreemdend, spannend en sinister, dat zijn die boeken.

Maar niet echt.






zondag 15 juni 2014

Oranje


Nederland kleurt momenteel oranje. Het heeft zijn reden. 

Straten, huizen en café’s, auto’s, kleding en winkels, ze moeten er allemaal aan geloven. Met deze monochrome idioterie etaleert Nederland zich als plat, ordinair en smakeloos.

Maar toch.

Ik was in Den Haag en trof er fladderende oranje guirlandes, weerspiegeld in de Hooigracht. 


Poëzie zonder woorden.




dinsdag 10 juni 2014

Hermien

Onlangs overleed mijn moeder. 

Nogal plots. 


Een begrafenis bleef achterwege: ze had haar lichaam decennia geleden beschikbaar gesteld voor onderwijs en wetenschap. Dan gaat bij het verscheiden veel anders dan anders.

Op 8 mei herdachten we haar tijdens een bijeenkomst in Lochem. Het werd een dag om in te lijsten.

Na mooie woorden van voorgaande sprekers stond ik even stil bij haar dood. Tekst, stem, frasering en intonatie vormen het verhaal. Maar die combinatie verneem je niet in een uitgeschreven tekst, zoals deze.

Maar goed, uiteindelijk gaat het om de inhoud. En dat is onderstaande.




Op 1 april is Hermien overleden. Een weinig geloofwaardige dag om dood te gaan. Maar toch, het gebeurde haar die avond wel degelijk.

Hoe oud je ook bent, je blijft een kind van je moeder. Al die keren thuis in Lochem beleefde ik dat zo. Stilletjes koesterde ik die momenten, hoe irritant deze konden zijn. Moederschap, dat is veel zorg, dat is gedoogde bemoeienis en allerlei gedoe dat je alleen van je moeder tolereert. Hoe dan ook, ze was een moeder van de bovenste plank.

De gaten in mijn sokken, die repareerde ze tot onlangs. Minutieus werk. Kleur en kwaliteit van stopgaren kregen grote aandacht. Geknutsel op de vierkante millimeter in textiele vaardigheden. Naast zó veel meer was dit haar lust en haar leven. Ze deed het met een gemak en achteloosheid, die het gelijktijdig aandachtig volgen van de meest idiote tv-series haar allerminst in de weg stond.

Ze heeft de mensen veel handwerk nagelaten. Wie van ons beschikt niet over een geborduurd tafel- of kaartkleed, een theemuts, een kerstloper, een stamboom, een boxzak of een wandkleed voor de kinderkamer? Altijd was er wel een gedenkwaardig moment dat aanleiding gaf tot specifiek handwerk. Toen deze zich wat minder vaak aandienden richtte ze zich op het naaien, breien en borduren voor de Stichting Arbeid Adelt.

Liefdewerk. Oud papier.

Arbeid Adelt is een stichting voor uitsluitend vrouwen. Deze beoogt onder meer de zelfstandigheid en de financiële onafhankelijkheid van haar doelgroep. Dat is een mooi streven. Enige affiniteit met het feminisme kon ma niet worden ontzegd.

Eind april 1986 overleed van het ene op het andere moment mijn vader. Hij was een man die de dood ernstig vreesde. Die avond parkeerde hij zijn zilvergrijze Citroën BX geroutineerd en achterwaarts de garage in, wandelde vervolgens met een vers gestopte pijp terug naar huis, verwonderde zich bij het AchtuurJournaal over de alarmerende berichten uit Tjernobyl, zocht het bed en liet het leven.Een dood uit het boekje.

Het was de dag dat het leven van ma een volstrekt andere wending kreeg. Ze kreeg de ruimte. Alle ruimte.

En daar ging ze.

Het werd een nieuwe, verrassende fase in haar leven waarin ze eindeloos haar eigen gang kon gaan. En dat deed ze volop en met groot genoegen. Ze heeft het er van genomen, zoals het haar uitkwam.

Liefdevolle herinneringen gingen bij de vorige sprekers aan ons voorbij. Ik besluit met deze.

Ma putte uit een grote doos hilarische, maar ook wat tragische anekdotes. Deze werden opgerakeld wanneer daartoe aanleiding was. En die aanleidingen, die waren er! Ze verhaalde associatief, met oog voor het kleine en met een subtiel gevoel voor humor. Voor ons was het gesneden koek. Toch bleken dezelfde anekdotes altijd maar weer verrassend nieuw en amusant. Het waren haar roestvrijstalen verhalen.

Roestvrij staal.

Het aanrecht en de koelkast hadden hun dagelijkse orde, die laatste vrijdag van maart dat we haar bezochten. Alsof ze de draad binnen de kortste keren weer zou oppakken: naast de keukenkraan een leeg melkpak als prullenbakje, in de koelkast de afgedekte schaaltjes eten, de karafjes water, een aangebroken fles sherry en een aangesneden rolletje Kips-leverworst. Niets subtieler dan deze alledaagsheid illustreerde de frappante sneltreinvaart waarmee ma het leven liet.

Tot slot.

Bij iedere begrafenis van wie dan ook uit eigen kring was ze graag van de partij. Hoe treurig ook, het waren toch vaak de gezellige bijeenkomsten.

Vandaag nemen we afscheid van ma met een kist die er niet is. Zelf is ze immers al weken elders. Ook in de dood is ze fysiek in functie. Mijn gedachten gaan daarbij onwillekeurig uit naar de vlijmscherp geschilderde Anatomische Les van Rembrandt uit 1632. 


Het zijn gedachten die er toe doen.

De Radboud mag zich buigen over de vraag hoe het kan dat iemand die zich gedurende decennia tegoed deed aan sherry, filterloze sigaretten en overig genot kwiek, helder en gezond vrijwel ongehinderd 92 wordt.

Het spreekt voor zich dat ze graag bij deze herdenking aanwezig was geweest. Die gelegenheid is haar om praktische redenen niet gegund.

Intussen neem ik afscheid van een mooi, bijzonder en aimabel mens.






woensdag 23 april 2014

Sicilia

Vorige zomer verbleven we op Sicilië, het Italiaans eiland dat cartografisch door de laars achteloos wordt wegschopt. Misschien wel omdat het Italiaanse vasteland van mening is dat het een ander Italië is dan het eigen. Maar een behandeling als deze verdient het eiland allerminst. Sicilië is verrassend Italië. Het heeft ongeveer de grootte en ook de geometrie van België. Daarmee houdt iedere vergelijking op. Met deze constatering is duidelijk dat we het hier niet over het formaat van een willekeurig Waddeneiland hebben.

Eerst de fiere tricolore.




Ik zocht naar een historische verklaring voor de kleurstelling van de Italiaanse vlag. Deze trof ik nergens. Onbenullig bezien, dan hebben we van doen met de kleur van basilicum, van mozzarella en die van tomaat. Het zijn de basisingrediënten van de Italiaanse volkskeuken.

Een treinreis vanaf Groningen plus een taxi vanaf Hoogeveen brachten ons te nauwer nood op Schiphol, van waar de vlucht met Alitalia via Milano Linate ons op Falcone e Borsellino in Palermo bracht. Over deze enerverende reis berichtte ik op 23 februari jl. 

Namen van luchthavens verwijzen vaak naar de plek waar deze is gelegen. Die van Palermo niet: deze is vernoemd naar twee onderzoeksrechters die zich in de jaren ‘80 en ’90 vastbeten in dossiers van de mafia. Beiden riepen daarmee liquidatie door de Cosa Nostra over zich af. Dat geschiedde prompt. De naam van de luchthaven is een waardige hommage aan deze beide crime-fighters. De autoriteiten geven met deze naamgeving ieder die het eiland via deze luchthaven bezoekt glashelder te kennen afstand te nemen van de nog steeds bestaande, maffiose praktijken.

Bienvenuto.

Een taxichauffeur die een ieder zich zou wensen bracht ons naar Via Duca d’Aosta 121 in Balestrate, ons vakantieadres. Het is een woning op de begane grond in het centrum van het kleine plaatsje aan de MarTirreno, ongeveer 40 km ten westen van Palermo. Gegarandeerd gevrijwaard van toeristen. Misschien dat het ontbreken aan historisch sprekend spektakel van Balestrate dat verklaart. Desondanks doet een en ander niets af aan de warme gemoedelijkheid ervan. Het is een volks dorp met een strak, haaks stratenpatroon. 




Het is een eeuwenoud, zeer overzichtelijk principe bij ruimtelijke ordening. Zie de straten van Pompeii. Het heeft zijn klimatologische reden: als de geografische ligging je voortdurend met een meedogenloze zon op de huid zit, dan bouw je huizen in elkaars schaduw. Dan ben je grotendeels van de zon af. Dit levert smalle, saaie straatpatronen op. 

Onze woning, circa 15 meter diep, had de entree aan genoemde straat en de achterzijde aan de straat die daar parallel aan liep. Een bijzonder gegeven. Deze straten zijn alle van zuid naar noord erg steil. Het lokale gemotoriseerd verkeer maakt er handig gebruik van: van boven naar beneden verkiest men te freewheelen: auto’s, scooters en brommers rollen, met uitgeschakelde motor als vanzelf naar beneden. Men zal denken dat hen dit op jaarbasis een flinke grijpstuiver oplevert, maar dit veronderstelde voordeel gaat teniet door eerst met volle kracht naar boven te kachelen. Dat vraagt meer brandstof dan je lief is. Misschien wel meer lood dan oud ijzer.

Bij het design in 1957 van de oorspronkelijke Fiat 500 werd de breedte ervan afgestemd op de smalle steegjes en straatjes die het centrum van oude Italiaanse steden kenmerken. Deze moesten en zouden hoe dan ook met een auto begaanbaar zijn. Vandaar de schaal van dit rugzakje.

Wandelend door het historisch centrum van Palermo ontgingen me deze twee niet, zorgvuldig opgeborgen in een stoffige, rommelige openstaande schuur.



Voor echte vuilniswagens, daarvoor zijn de straatjes in Balestrate veel te smal. Het huisvuil wordt dan ook dagelijks door een compact, open wagentje opgehaald. De bewoners verpakken dit in plastic boodschappentasjes. Deze worden altijd aan iets - wat dan ook -boven de grond opgehangen. Katten, ratten en honden, die moet je niet tot een en ander verleiden.

Een illustratie:



De wapperende Italiaanse vlag aan het begin van dit verhaal is overigens een fotografisch detail van de drie plastic tasjes, die men op het laatste plaatje rechtsonder aantreft. 

Fraai toeval.

Een haaks stratenpatroon zoals geschetst brengt met zich mee dat je zonder een meter meer te lopen, vanaf ons huis in de Via Duca d’Aosta naar het centrum van Ballestrate - hooguit een afstand van anderhalve kilometer - kunt kiezen uit 1168 wandelvarianten. Plus 1168 manieren weer terug naar huis. Zo saai misschien het dorp, zo verrassend het kan zijn!


Hoe meer straathoeken, hoe meer geclaxonneer. Hier kan men er dan ook wat van. Motorisch verkeer brengt dagelijks een onophoudelijke herrie met zich mee. Ingeblikte, digitale, als rustgevend bedoelde krekelgeluiden die de wachttijd voor voetgangers bij zebra’s aangeven tot het moment waarop ze veilig (?) kunnen oversteken, verstommen domweg in de herrie van auto’s en het mechanisch geknetter van brommers, scooters en motoren.

In de plaatselijke economie speelt ambulante handel een belangrijke rol. Van ‘s morgens vroeg tot laat in de avond struint men met kleine pick-uptrucks, bestelwagentjes en ijzeren honden de straten systematisch af met aantrekkelijke koopwaar: meloenen, ijsco’s, keukenstoelen, groente en fruit, matrassen, dameskleding, tuinmeubels, aardappelen, lingerie, uien en verse vis. 


Het kan allemaal niet op. Een en ander gaat gepaard met warme aanbevelingen via de megafoon die de chauffeur als de beste beheerst. Als je de taal niet kent, dan veronderstel je een catastrofe die de stad op wel héél korte termijn te wachten staat: wegwezen is je geraden!

Dit soort straatgeluiden deden me denken aan het opgewonden radioverslag van het bezoek van Hitler aan het Rome van Mussolini, dat we in de film Una Giornate Particolare (Ettore Scola, 1977) sonoor en onafgebroken op de achtergrond horen. Een huissloof en een nicht laten deze historische ontmoeting tussen een fascist en een nazi voor wat het is en vinden op dat moment méér dan troost bij elkaar. (Het waren misschien wel de beste rollen ooit van La Loren en Mastroianni.)

Straat- en achtergrondgeluiden, ze zijn er dagelijks, altijd maar weer.

Een willekeurige ochtend, zo rond 11.00 uur, gaf ik mijn oren voor de aardigheid eens goed de kost. Deze kregen rond die tijd het volgende te verwerken: een zanger met een akoestisch gitaar die een monotoon, jammerlijk lied eindeloos vanaf een balkonnetje te beste gaf. Hij kreeg er geen genoeg van. Ik al snel. Een canzone van Eros Ramazotti vanuit een transistorradio bij de buren, zijn wat schorre stem door zoete violen en stevig gitaarwerk ondersteund. Een liedje van Caro Emerald waaronder een irritante, computergestuurde, pompende beat. Het monotoon gekoer van twee Turkse tortels. Een bromfiets die komt aanknetteren en waarvan de berijder plots fors in de remmen knijpt. Een Arabisch aandoende aria vanuit één-hoog. Rumoer van genoemde ambulante handel. Honden in eindeloze dialoog en hartverscheurend gekrijs van een verstandelijk gehandicapt tienermeisje. Het ging vergezeld met veel heen en weer gescheld. Je kent de taal nauwelijks, maar het wederzijds onbegrip, dat kon je niet ontgaan. Haar geschreeuw en gegrom in hoge nood was tot diep in de nacht schering en inslag. Het ging ons door merg en been. Voor de straatbewoners bleek het dagelijkse kost.

Hoe gek en idioot het ook klinkt, psychiatrische ziekenhuizen zijn in Italië bij wet verboden. Men kent er al sinds jaar en dag de opvang en zorg binnen het eigen sociaal netwerk: mantelzorg, zoals we die in Nederland zo liefdevol noemen. We maakten vaak de smartelijke ontsporingen ervan mee.

De dag leek pril, maar deze was al vol op stoom. Dat was me al snel duidelijk.


Misschien is het Italiaans wel de taal met de mooiste klank en melodie. Maar op Sicilië hoor je er weinig van: men spreekt er een dialect dat minder zingt dan het Italiaans, een dialect waarbij de klinkers worden kort gehouden. Het Siciliaans is dan ook wat minder melodisch; het is verwant aan het Grieks. Dat houdt er meer medeklinkers op na dan klinkers. De muziek gaat er dan al gauw uit. Ook onderscheidt het eiland zich van de rest van Italië door het feit dat de bewoners nogal eens blond en Noord-Europeaans ogen. Geen mediterrane haakneuzen, maar Noord-Europese koppen. Het heeft een historische verklaring. Sicilië ligt strategisch en prominent in de Middellandse Zee. Europese vorstenhuizen als de Habsburgers, de Bourbons en de Savoyes maakten er ooit de dienst uit. Dit heeft zichtbaar typologische consequenties met zich meegebracht. 

Terug naar Sicilië, het eiland waarop bierglazen, tampons en aqua frizante op een doodnormale, door-de-weekse dag niet meer in de plaatselijke winkels voorradig waren. De vraag er naar werd steevast beantwoord met finished. Korte metten, een antwoord dat bijvoorbeeld impliceerde dat vrouwen die het betrof, een en ander voortaan maar anders moesten zien te klaren.

Heel iets anders.

We bezochten nogal eens het mooie, rustige zandstrand van Balestrate. Voor een paar euro beschikte je over een harde plastic strandstoel en over een royale parasol, waaraan een klein tafelblad was bevestigd. Goedkoop gemak. Er was plek voor minstens 100 man, maar tijdens onze aanwezigheid in juli, hield de belangstelling voor dit strandje door de week niet over. Hooguit 20 badgasten. Italianen nemen het er pas in augustus van.



De gang van zaken was de volgende: je arriveert, je betaalt en vervolgens word je een volstrekt willekeurige strandstoel toegewezen. Aanvankelijk werden we steevast ter rechterzijde gepositioneerd, een plek waar je vanaf 15.00 uur continue op house en andere pokkenherrie werd getrakteerd. Op alle dagen die zouden volgen gaven we het personeel, waarmee we inmiddels al aardig vertrouwd waren geraakt, te kennen dat de andere kant van het strand vanwege de betrekkelijke rust ons liever was. Desondanks bleek dit nooit een vanzelfsprekendheid. 

Rare mensen, zullen die gasten gedacht hebben. Die gedachte bekroop ons ook.

Ondertussen sjokken Noord-Afrikaanse mannen dapper en volhardend met complete, mobiele winkels op hun schouders heen en weer langs de lange kustlijn. Met meedogenloze charme weten ze de meest onzinnige prullaria de badgast aan de man te brengen: spiegeltjes, hoesjes voor een mobieltje, kammetjes, vliegers, ballonnen, armbandjes, zonnebrillen, kettinkjes, oorbellen, nep kleinood, broekriemen, petjes, schepjes en schopjes en zo veel meer. 

Migranten verrijken ons met gedoogde overbodigheid.

Naast werk van Jean-Paul Franssens las ik op het strand La Superba (2013) van Ilja Leonard Pfeiffer. Het boek fascineert. Het sleept je mee. Het is tragisch en komisch. Het is hard en gitzwart. Autobiografie en fictie gaan rakelings in elkaar over. Goed en wel genesteld in de gehuurde strandstoel las ik schaamteloos en met verbijstering het schrijnende hoofdstuk Fatou Yo, een tragisch en ontluisterend relaas van migranten die vanuit Noord-Afrika via de Italiaanse springplank Lampedusa Europa proberen te bereiken. 

Geld, geluk, comfort, kommer en kwel. 

Wat meer drijft de mens?

De Cosa Nostra heeft op Sicilië nog steeds een ongebreidelde macht. Bloedige afrekeningen en plein public, die vinden weliswaar nauwelijks meer plaats, maar de economie van het eiland is nog steeds in vaste en ferme hand van deze ongrijpbare organisatie. Driekwart van de middenstand en bedrijven wordt afgeperst om een zeker percentage van haar omzet als pizzo aan de mafia af te dragen

Pizzo: er is geen Italiaanser woord dan dit. Juist vertaald: beschermingsgeld. 

De mensen hebben er zo langzamerhand meer dan genoeg van, getuige het artikel dat ik in het weekblad Tempi van 3 juli 2013 aantrof:



Bij ons om de hoek bevond zich Il Punta, een buurtwinkeltje dat ons alles te bieden had. De baas bleek aan de stoel bij zijn kassa vastgekleefd. Misschien was daartoe reden. Aanvankelijk was hij een wat ontoegankelijke man, maar terloops brak toch het ijs. Iedere morgen wanneer ik vroeg de winkel bezocht was hij in gezelschap van een in keurig kostuum gestoken man, met altijd formulieren bij zich en een balpen die het altijd deed. Ze bespraken een en ander bij zijn kassa, ze wisselden papieren en documenten uit en als laatste een beleefde groet. 

Het dunkt me dat men binnen deze parallelle economie nogal wat te verbergen heeft. 




Van een mooie, rauwe Parmaham liet ik op zekere dag drie ons afsnijden. Daarnaast kocht ik een paar stevige, rode tomaten. Het winkelmeisje verpakte het met zorg in een transparant, plastic zakje. Prijsstickertje er op, afrekenen en klaar. Na het afrekenen verpakte de baas mijn aankoop vervolgens in een overbodige, bruine papieren zak. ‘Dat hoeft niet’, gaf ik hem onbeholpen, maar vooral duidelijk aan: alles was immers al mooi verpakt en bovendien had ik zelf een tas bij me. Hij keek me aan, trok met een wijsvinger zijn onderste linker ooglid naar beneden, suggererend dat de mensen niet hoeven te weten wat ik bij hem had kocht. Hoe klein de aankoop, aldus verpakt, verliet ik al de dagen die zouden volgen het winkeltje.

Aan een bezoek aan het dorp Corleone, daar konden we niet omheen. We huurden daartoe een Fiat Punto.

En daar reden we, slingerend door het charmante heuvellandschap, gestoffeerd met olijfbomen, wuivende cypressen, dennen, citroenbomen, dorre vlaktes, groene weilanden, een dorpje hier en wat huisjes daar. 

Maar niets is wat het lijkt: we rijden door een schuldig, duister landschap van wraak, dood en verdriet, langs plekken waar gedurende decennia afrekeningen, moorden, martelingen en bloedbaden plaatsvonden en langs dumpplaatsen van lijken van slachtoffers van de Cosa Nostra

Goed en wel in Corleone bezochten we het Centro Internazionale di Documentazione sulla Mafia e Movimento antimafia. Het is een hele mond vol, maar de vriendelijke, gedreven gids had ons dan ook veel te vertellen.

Men houdt zich bij dit CIDMA onder meer bezig met het digitaliseren van veel meters rechtszaken en nog veel meer meters dossier rond de mafia.

Ik trof er een bezige dame:




Het bezoek aan dit indringende museum bevestigde ons goed en helder dat de Cosa Nostra een gewetenloze, misdadige onderwereld is. In producties als The Godfather en The Sopranos wordt deze vals geromantiseerd. 

Achterdocht vermoedt de hand van de mafia bij het schrijven van de scripts ervan.


Sicilië verwart. 

Het eiland intrigeert.