donderdag 9 oktober 2014

Rothko


Het Haags Stedelijk Museum biedt ons momenteel een grote overzichtstentoonstelling van de Amerikaanse schilder Marc RothkoIn de NRC van vandaag werd deze expositie paginagroot onder de belangstelling van haar lezers gebracht. Dat moest maar eens. 

De kritieken, die logen er niet om. Ze waren aan mij besteed. Ik ging er dan ook op af.

Onmiddellijk na de entree hoopten de belangstellenden zich al op. Een gids gaf hen vanaf het begin van de expositie uitvoerige uitleg over en interpretatie van Rothko's werk. Dat behoeft het.



Rothko past in het rijtje Talens, Sikkens, Nelf, Tollens en Flexa. Pakkende namen die er toe doen in de schilderwereld. Rothko blijkt een grootgebruiker van verf. Met de grove, brede roller stapelt hij kleur op kleur. De mensen die het kunnen weten waarderen vooral zijn latere werk. Het zijn de grote, wat rafelige doeken, vooral mono- of duochroom. Er wordt een cryptische beeldfilosofie aan toegedicht die mij volstrekt boven de pet gaat. Gestapelde verfblokken. Voor mij niet meer dan dat.

Onbegrepen kunst.

Untitled (1970) is een doek met uitsluitend rood acryl. Een andere naam dan deze had de lading niet kunnen dekken. Een dame stond er eindeloos in vervoering naar te koekeloeren. Ze maakte het me onmogelijk dit doek in combinatie met de Victorie Boogie Woogie (1944) van Mondriaan zonder haar aanwezigheid daarop fotografisch weer te geven. Uiteindelijk herpakte ze zich en ging ze naar elders. Dat bood me de gelegenheid:




Het verwonderde me dat Untitled een rekje verdient dat de mensen op wat afstand van het werk verplicht en dat de Victory Boogie Woogie zo makkelijk aanraakbaar is. 

Mondriaan is twee jaar bezig geweest met papier, schaar en sellotape, kwast, lijm en verf, Rothko volstond met kwast, doek en knalrode verf.

Bij de expositie trof me een zwart-wit foto van Rothko, uitgeblazen gezeten in zijn bedompt atelier. Zijn voeten gestrekt op een stoeltje voor hem, de ruimte gevuld met tegen elkaar gestapelde, onverkochte doeken en grauwe rook van zijn walmende sigaret. Armoedige artisticiteit, dat maakt de meester.

Gummbah schetst in zijn absurdistische cartoons regelmatig de confrontatie van gewone mensen met abstracte kunst.



Vergelijkbare cartoons kregen een tekst als 

“Ik zeg: Doodknuppelen, die hap.”

en

“Wat doe ik hier nog in dit apenland?”

Gummbah is me liever dan Rothko.