zaterdag 7 mei 2016

Platina

Kijk aan, een foto van een mooi jong stel. 

Een zonnige toekomst straalt het paar onbevangen tegemoet. 



Het zijn mijn ouders, Hermien en Jan.

Vandaag zeventig jaar geleden was hun trouwdag. Deze verdiende een foto. Een plechtige foto. Dat werd deze. Het is een foto van een fotograaf wiens signatuur we rechtsonder strak en ferm in een snelle tag aantreffen. Hij maakte een fraai dubbelportret in getemperd licht en donker. Met de scherpte/diepte nam hij het niet zo nauw. Daarom oogt de rechterschouder van Jan wat vaag en donker.

Jan staat ferm achter Hermien. Rugdekking. Dat doet de positionering. Dat doet de echtgenoot. Een retorische vraag: kunnen we ons een beeld voorstellen waarbij deze rollen zijn omgedraaid?

Hij draagt een prachtig, katoenen pak met fijne horizontale en verticale krijtstrepen. Het luistert allemaal nauw. Het zit hem als gegoten. Zijn witte overhemd is er een van grote klasse: een ferme boord in ton-sur-ton. Ach, die stropdas, die had een tikkeltje meer naar boven geknoopt gemogen. En de pochette, die past die enkele Windsor niet. Maar voor het overige getuigt alles van chique. Zijn naar achteren golvende kapsel doet denken aan dat van Bram Mozkowicz. Kijk je goed naar Jan, dan zien we er zonder moeite mijn jongste broer in terug. En van hem wordt vaak gezegd dat hij veel op mij lijkt. Genetica verklaart veel.

Jan heeft slechts één oor. Een raar gezicht.

Hermien draagt iets zomers. Al die bolletjes blijken margrietjes in de knop. Het zwart-wit van de foto, dat is die tijd. Graag zag ik de foto in kleur, in de kleuren van toen. Het lijkt alsof het kleerhangertje van haar jurkje er nog in zit. Maar dat doet het dessin. Het gesloten boordje geeft het een oriëntaalse uitstraling. Het halskettinkje dat ze draagt met daaraan een wat grote broche is van een meisjesachtige sier en aandoenlijkheid. Begin jaren ’90 heb ik gedurende een jaar een orthodontische beugel gedragen. Deze plaatste mijn voortanden weer gesloten aaneen. Ik had dit esthetisch ongerief niet van een vreemde.

Hun wonderlijk langdurige huwelijk kende veel bijzondere momenten. Ik memoreer slechts de geboortes van hun kinderen: vier stuks zonen maar liefst, allen geboren binnen vijf jaar. Een dochter had vooral Jan er zo graag bij gehad. Daar is het nooit van gekomen.

Dertig jaar na hun trouwdag bezochten mijn ouders Rome. Jan schijnt zich daar te hebben verwonderd over de bouwval: de talloze architectonische relikwieën van het Romeinse Rijk die de stad telt. Als handelaar in hout- en aanverwante bouwmaterialen laat zich dat enigszins begrijpen, maar zijn altijd zakelijke blik op de dagelijkse werkelijkheid heeft hij eigenlijk nooit weten te verruimen.

Aan dit bezoek aan antiek Rome herinnert een iconische foto.



Beiden hebben een rokertje ferm tussen de lippen. Jan kijkt snaaks naar links, Hermien met gesloten ogen naar beneden. De foto getuigt van wederzijds plezier.

Ach, zeventig jaar: geen mens is de eeuwige jeugd gegund, laat staan de eeuwigheid. Mijn ouders evenmin. Dat is inmiddels gebleken.