zaterdag 20 mei 2017

Narcissus

Architect Gert Korteweg schetste ooit Huis de Beurs vanuit een verrassend perspectief. Hij tekende kennelijk vanaf een keukentrap. Als je je ogen goed de kost geeft, dan valt er veel te beleven.

Na een dienstverband van iets meer dan tien jaar bij Huis de Beurs diende ik per 1 mei 2017 mijn ontslag in. Het was mooi geweest. Klaar is klaar. Klaar is Kees. In een door Marijke Brouwer goed en helder weergegeven interview in het Dagblad van het Noorden van 14 april 2017 laten de laatste twee alinea’s over mijn motieven aan duidelijkheid niets te wensen over.




Naar aanleiding van dit artikel werd ik door een journalist van RTVNoord benaderd met de vraag of hij een korte reportage met mij zou mogen maken. Ik twijfelde, maar al rap gaf ik hem te kennen dat ik ervan af zag: het artikel in het Dagblad van het Noorden was klip en klaar. En ach, het was allemaal weinig nieuwswaardig. Daarmee stelde ik de man teleur. Dat moest dan maar. *)

Gestoken in mijn fuchsia-roze kostuum toog ik op donderdag 20 april voor de laatste keer naar mijn werk. De bedrijfsleiding had me in de gelegenheid gesteld hier en daar met koffie en gebak te strooien en wat later op de dag met hier een glaasje bier en daar een glaasje wijn. Toen ik vanaf tafel 20 opstond om voor mijn gezelschap een taartje te halen keek ik plots in de camera van de man die ik een dag ervoor beleefd had medegedeeld niet van zijn reportage gediend te zijn. Desondanks stond hij daar, de RTV/Noord-man die met inhoudelijke ledigheid genoegen neemt. Iedere seconde zendtijd zal hem waardevol zijn. Mij niet.

Maar goed. Die donderdag de twintigste. Vanaf het vroege uur kwamen de mensen af en aan om afscheid te nemen. Het deed me grote deugd, maar het was me allemaal te veel eer. Niettemin deed men dat met lieve, hartelijke woorden, met verse snijbloemen, met veel goede boeken, Alkmaarse stroopkoeken, met een geurige eau-de-toilette, met divers vinyl, met een tasje gevuld met snacks, met droge hammen, flessen wijn, kunst in diverse uitingen, met geld, met waardebonnen voor middenstand en cultuur, met drank, historisch serviesgoed, een simpel flesje bier waarop een een hartelijk woord geplakt, een smakelijk samengesteld kaasplankje en een plastic bakje met pitloze, zoete, witte druiven. Ja, de mensen wisten maar al te goed waarmee ze mij konden verrassen.

Om vijf uur was het gedaan.

Collega’s verschenen om met mij een laatste potje bier te drinken. De tent liep vol. Aan een hoektafeltje deed een Rotterdammer zich tegoed aan gebakken runderlever met veel ui. Daarbij vroeg hij zich af in welk vrolijk en feestelijk circus hij daar, op een willekeurige donderdagmiddag, in godsnaam was beland. Groningen, dat is toch immers star, stug en stuurs. Hij kon niet anders constateren dan dat de werkelijkheid volstrekt anders was.

Inmiddels verraste pianist Leo Lariekoek mij op een vrolijk lied dat hij de avond ervoor uit zijn mouw had geschud. Op zijn dwingend verzoek stonden allen op bij het zingen ervan. Staan, dat zingt beter, onderwees hij de aanwezigen. Intussen irriteerde het me dat een van mijn dochters op dit gedenkwaardig moment niet aanwezig was. Ze wist ervan. Maar aan het eind van het liedje kwam ze fier de deur binnengedraaid. Ik vroeg Leo én de aanwezigen dat mooie lied nog één keer te zingen. Dan kon het mee in haar herinnering.

En daar ging het weer.

Vervolgens hield ik een korte toespraak:
_

Dat was het. Ruim tien jaar Huis de Beurs.

Mooie jaren. Dat waren ze.

Al die mensen die ik hier heb ontmoet hebben mijn leven royaal verrijkt, ieder op hun eigen manier:  de kunstenaars, de mannen van de milieudienst, de mannen en vrouwen van het dameskoor, de scherpe juristen, de spijbelende scholieren, de buitenechtelijke relaties, de ambitieuze architecten, de kooplieden van de Vismarkt, de Ommelanders, de uitgeputte nachtdienst van de intensive care van het UMCG, de lokale politici, de dames van de Nieuwstad, de bekende Nederlanders,  de winkelende vriendinnen, de dubieuze zakenlui, de graanboeren op de dinsdagmorgen, de stille alcoholisten, de achteloze studenten, de nachtzusters van het Martini-ziekenhuis en al die toevallige passanten.
Ach, allen zijn me lief. 

Maar dat zijn zeker mijn zo gewaardeerde collega’s, de keukenbrigade, de internationale afwassers, de studenten met hun nul-urencontract en de nauwgezette schoonmaker voor wie ik een groot respect betoon. Jullie allen gaven me het werk in Huis de Beurs de juiste kleur en het vrolijk genoegen. 
Daarvoor mijn grote dank.

Sinds 1779 bevindt zich op deze kadastrale plek iets dat tegenwoordig wordt aangeduid als horeca: een herberg, een drankhuis, een volkshuis, een tapperij, een drankgelegenheid, een café, een restaurant. Kortom, een place-to-be. Daar zullen die Duitse soldaten en Hollandse collaborateurs eind april 1945 wel anders over hebben gedacht toen de geallieerde autoriteiten Huis de Beurs als interneringsruimte opeisten. Dit ter zijde.

Zonder personeel had geen enkele exploitant het  in de loop der eeuwen zakelijk  gered.  Ik was één van de velen, een klein radertje in de wonderlijke geschiedenis van Huis de Beurs. Zo klein de rol, zo groot het genoegen waarmee ik deze heb gespeeld.

Ik stap op, maar de zaak raast onverdroten voort.  Dat vraagt de traditie.

Van veel mensen vernam ik  mooie woorden. Sommige met een sentimentele constatering waarin waardering schuilt: ‘We zullen je missen.’  Treffender als dit kan een compliment niet worden verpakt.  Ongetwijfeld zal ik ook een en ander gaan missen. Het zij zo.

Maar goed. 

Nogmaals: dit was het. Ik ga andere dingen doen.

Het zijn de herinneringen die me resteren.
_



Leo Aukes pakte de muzikale draad weer op.

Hieronder de tekst van hun muzikale bijdragen: links die van de ene en rechts die van de andere Leo.



En daar zat ik, aan tafel 14, in een goed en boeiend gesprek met Peter en Eef uit het Friese Mantgum. Tussendoor tikte iemand me op de schouder. Het bleek Mark, een personeelsfunctionaris van Bos & Bos. Hij drukte me achteloos een kleurig en geurig ruikertje in de hand. Mede namens Renske en John, voegde hij er als boodschapper aan toe. En weg was hij weer. De directie nam aldus afscheid van een werknemer. Dit illustreert het citaat uit het interview met Marijke Brouwers: Door een overname ben ik in een bedrijfscultuur beland die de mijne niet is.

Het werd een dag om in te lijsten.



________________________________________________________________________________

*) 

Die dag nodigde Piet van Dijken mij uit voor Herestraat Helemaal. Het werd aflevering 517. Het moest zo wezen: de 5 staat voor de maand mei en 17 voor dit kalenderjaar. Per die datum nam ik ontslag. Maar goed, Herestraat Helemaal. Ik heb het geweten. Het pakte wonderlijk uit: 

https://www.oogtv.nl/uitzending-gemist/tv/herestraat-helemaal-coen-van-uhm/



maandag 8 mei 2017

Klaatu


Klaatu was een Canadese band uit de jaren '70. Omdat op al hun albums geen enkele informatie stond vermeld over de samenstelling van de band en omdat de muziek nogal beatlesque aan deed werd gedurende lange tijd verondersteld dat The Beatles onder dit pseudoniem platen maakten. Goed beschouwd helemaal geen gekke gedachte.



Vanmorgen scheurde ik gisteren van de zeurkalender af en trof vervolgens deze schets.




Van Straaten wist brede maatschappelijk problematiek op zijn eigen wijze subtiel te verbeelden. We zien hier een zorgelijk kijkende man in krijtpak, wapperende stropdas en een koffertje met wellicht gewichtige inhoud. De badge op zijn linker revers verraadt dat hij zojuist een symposium heeft toegesproken. Hij verbouwereert de journaliste zichtbaar met een ondenkbaar perspectief.

En daar was onmiddellijk mijn associatie met een prachtig liedje van Klaatu, 'Calling Occupants of Interplanetary Craft' (1977).

https://www.google.nl/search?q=youtube+klaatu+calling+occupants&oq=you+tube+klaatu+calling&aqs=chrome.2.69i57j69i60j0j69i60l2j69i64.31453j0j4&sou

De stemmen, de structuur, de opbouw van het liedje en de verrassende wendingen, deze roepen veel muzikale herinneringen op aan de muziek van The Beatles vanaf 1967.

In het Dagblad van het Noorden van 4 mei jl trof ik dit bericht:



Hawking gaat profetisch en wetenschappelijk serieus aan de haal met een vluchtige cartoon die Van Straaten meer dan twee jaar geleden schetste.

Het moest allemaal niet gekker worden.